Dichters

Aloïs Walgrave

Aloïs Walgrave was een Vlaamse dichter en prozaschrijver.

Aloïs is geboren op 9 februari 1876 te Gent. Betreffende zijn opleiding is er te melden dat hij thomistische wijsbegeerte en klassieke filologie volgde. Het thomisme is een filosofische school die de ideeën en het werk van Thomas van Aquino, een Italiaanse filosoof en theoloog uit de 13de eeuw, wil verspreiden. Filologie is een tak van de taalkunde die zich vooral richt op dode talen. Na verdere studies aan het Groot-Seminarie te Mechelen was hij vanaf 1920 pastoor te Vollezele.

In het boek "De Nederlandse en Vlaamse Auteurs" (1985) van G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse staat over hem geschreven: "Hij probeerde het bijbeldrama te renoveren en was vooral bekend als dichter van religieuze en natuurpoëzie in de trant van Gezelle, voor wie hij een grote bewondering koesterde."

Tot zijn gekende werken behoren 'Stille stonden' (1905), 'De blindgeborene' (1907), 'Noodkreet' (1908), 'Zingende snaren' (1909), 'Het spel van Onze-Lieve-Vrouw, of Maria's leven' (1910), 'Vrede op aarde' (1911), 'Jeugddroomen' (1913), 'Gedichtengroei' (1914) en 'Het leven van Guido Gezelle, Vlaamschen priester en dichter' (1923-1924).

Aloïs Walgrave overleed te Brugge op 28 februari 1930. Hij was net 54 jaar geworden.


 

Wij vonden het gebruik van Gods naam terug in twee publicaties. In het eerste boek gebruikt hij 'Jehovah'. In het tweede boek gebruikt hij 'Jehovah' en 'Jahveh'.

In het boek 'De Blindgeborene' van 1907:

 

 

Blz.16

 

Blz. 26 en 27

 

Blz. 32

 

Blz. 35

 

Blz. 44

 


 

In het boek 'Het Spel van Onze-Lieve Vrouw of Maria's Leven' van 1911:

 

 

Blz. 37 en 38

 

Blz. 40 en 41

 

 

naar boven